Python oefeningen

Opgave 5.1

Cijfers voor toetsen en examens gaan van 0 t.e.m. 10. en ronden we af op halve punten. We beoordelen m.b.v. letters: 8.5 t.e.m. 10 is 'A', 7.5 en 8 zijn 'B', 6.5 en 7 zijn 'C', 5.5 en 6 zijn 'D', 5 en lager is 'F'.

Schrijf code waarbij de gebruiker een cijfer moet ingeven.
Bij een ingave buiten het gegeven bereik moet het programma een foutmelding geven.

#OPLOSSING:
from pcinput import getFloat
cijfer = getFloat("Geef een cijfer: ")
check = int(cijfer * 10)
if cijfer < 0 or cijfer > 10:
    print("Cijfers moeten tussen 0 en 10 liggen!")
elif check%5 != 0 or check != cijfer * 10:
    print("Afronden op halve punten!")
elif cijfer >= 8.5:
    print("A")
elif cijfer >= 7.5:
    print("B")
elif cijfer >= 6.5:
    print("C")
elif cijfer >= 5.5:
    print("D")
else:
    print("F")