vragenreeks 4
GOLVEN & TRILLINGEN: geluidsgolven
VRAAG1
Juist of fout?
Geluidsgolven zijn transversale mechanische golven, die zich voortplanten in vaste, vloeibare en gasvormige media.
VRAAG2
Juist of fout?
De aanwezigheid van een medium is voor geluidsgolven niet noodzakelijk.
VRAAG3
Juist of fout?
Geluidsgolven zijn het resultaat van een oscillerende beweging van bijvoorbeeld luchtdeeltjes in de
voortplantingsrichting van de golf.
VRAAG4
Juist of fout?
Geluidsgolven zijn in feite drukgolven.
VRAAG5
Juist of fout?
De snelheid van geluidsgolven is lager in water dan in lucht.
VRAAG6
Juist of fout?
De snelheid van een geluidsgolf komt overeen met de snelheid van de luchtmoleculen die door de geluidsgolf worden
meegevoerd.
VRAAG7
Juist of fout?
Geluidsgolven beslaan een frequentiegebied tussen 20 Hz en 20 kHz.
VRAAG8
Juist of fout?
De toonhoogte van geluid wordt bepaald door de amplitude en de frequentie bepaalt het geluidsvolume.
VRAAG9
Juist of fout?
Indien geluidsgolven vanuit een puntbron zich ongehinderd in de drie dimensies kunnen voortplanten, dan zullen de
golffronten bolvormig zijn met toenemende straal.
VRAAG10
Juist of fout?
De intensiteit van een geluidsgolf neemt evenredig af met de afstand tot de bron.