elektronica vragenreeks 4
COMPONENTEN : bipolaire junctietransistoren (2)
VRAAG1
Met een digitale multimeter op stand 'diodetest' kan je uitmaken met welk type junctietransistor (NPN of PNP) je het
te doen hebt. Op het display verschijnt dan een voorwaartse junctie-spanning.

VRAAG2
Wensen we dat een junctietransistor zich gedraagt als een gesloten schakelaar, dan dienen we er voor te zorgen dat hij in 'cut off' opereert.
VRAAG3
'Oversaturatie' treedt op wanneer we een onnodig hoge basisstroom doen vloeien om een gegeven belasting in- of uit
te schakelen.
VRAAG4
Toepassingen die een grote schakelfrequentie vergen, verantwoorden het gebruik van een junctietransistor in
'quasisaturatie'.
VRAAG5
Wanneer een gesperde transistor geen basisstroom voert, zal er toch een collectorstroom
vloeien in de grootte-orde van milli-ampères.
VRAAG6
Omwille van de temperatuursafhankelijkheid van junctie-transistoren mogen we de spanningsversterking niet teveel opdrijven.
VRAAG7
Tijdens het schakelen krijgt de transistor het meeste vermogen te dissiperen. Daarom moet er zo snel mogelijk
van de ON-toestand naar de OFF-toestand worden overgegaan en omgekeerd.

VRAAG8
Door een transistor te voorzien van de nodige DC-voorpolarisatie (DC-bias) kan je hem gebruiken als
lineaire versterker voor audiosignalen.

VRAAG9
De waarde van de DC-instelweerstanden bij de CE-versterker is voor de DC-spanningsversterking een bepalende factor.
VRAAG10
Door parallel over de instelweerstand RE een ontkoppel-condensator CE
te plaatsen vergroten we de emitterimpedantie voor AC-signalen.